Indicaties
- Vóór start anti-CD20 therapie i.v.m. eventuele splenectomie in de toekomst
- Splenectomie
Achtergrond en aanbevolen beleid
Door toediening van rituximab en andere anti-CD20 therapie worden B-cellen geëlimineerd, inclusief de meeste 'memory B-cellen', maar niet de bestaande plasmacellen. Rituximab elimineert het immunologisch geheugen niet volledig, omdat niet alle 'memory-cellen' geëlimineerd worden en bijvoorbeeld na revaccinatie voor tetanus adequaat 'gebooste' antistoftiters worden gemeten.
Primovaccinatie minimaal 4 weken vóór start van rituximab heeft de sterke voorkeur, om in elk geval een effectieve immuunrespons op te bouwen met ontwikkeling van plasmacellen en 'memory-cellen'. Primovaccinatie tijdens of in de 6 maanden na behandeling met rituximab en vaccinatie met polysacharide vaccins die volledig van B-cel respons afhankelijk zijn, is niet zinvol. Overweeg vaccinaties minimaal 8-12 maanden na de laatste rituximab gift te herhalen, indien geen (effectieve) vaccinatie voorafgaand aan de start van B-cel depleterende behandeling heeft kunnen plaatsvinden. Het lijkt rationeel om ten aanzien van de exacte timing herstel van perifere B-cel aantal mee te laten wegen.
Vaccinatie met levend verzwakte vaccins dienen niet eerder dan 12 maanden na laatste toediening plaats te vinden, tenzij er nog specifieke beperkingen zijn zoals gebruik van immuunsuppressiva, hypogammaglobulinemie of geen dan wel zeer lage aantallen B-cellen.
Zie pagina (Electieve) splenectomie voor het aanbevolen vaccinatie- en antibioticabeleid bij een (eventueel toekomstige) splenectomie.
Ga terug naar de homepage Vaccinatieprotocol.
Ga terug naar de algemene homepage Behandelprotocollen.