Vaccinatie tegen influenza bij maligne aandoeningen
Algemeen
Voor alle patiƫnten geldt dat indien er bij de start van de vaccinatieperiode een behandelindicatie verwacht wordt, dan voor start behandeling eerst te vaccineren.
Indien de patiƫnt zelf niet gevaccineerd kan worden, dan is het advies de directe huisgenoten te vaccineren.
Aanbevolen beleid
Behandeling |
Influenza-vaccinatie |
---|---|
Behandeling met stopweken (melfalan, leukeran, IMID, proteosoomremmer, daratumumab, azacitidine, decitabine, CHO(E)P, ABVD, escalated BEACOPP, brentuximab, venetoclax) |
Ongeveer 1 week voor start volgende kuur |
Behandeling met continue medicatie toediening (ruxolitinib, hydrea, anagrelide, immuun checkpoint inhibitors, venetoclax) |
Geen specifieke timing |
Behandeling met B-cel depleterende medicatie (rituximab, obinutuzumab, blinatumomab, ofatumumab, ibrutinib, idelalisib), purine-analoga, ATG, alemtuzumab |
>6 maanden na behandeling |
Cellulaire therapie – SCT |
Zie pagina Vaccinatie na SCT |
Cellulaire therapie – CAR-T |
|
Vaccinatie tegen influenza bij hemoglobinopathie
Zie pagina Vaccinatie bij hemoglobinopathie.
Vaccinatie tegen influenza na splenectomie
Zie pagina (Electieve) splenectomie.
Ga terug naar de homepage Vaccinatieprotocol.
Ga terug naar de algemene homepage Behandelprotocollen.