Bij evaluatie van polyneuropathie (PN) is de kans dat een M-proteïne wordt gevonden ongeveer 3-5%. Hierbij moet opgemerkt worden dat bij 3-4% van de populatie ouder dan 50 jaar (zonder polyneuropathie) een M-proteïne voorkomt (monoklonale gammopathie van onbekende betekenis (MGUS)).
Het M-proteïne bij polyneuropathie geassocieerd met monoklonale gammopathie is meestal van het type IgM (ca. 60%). Meestal presenteert de polyneuropathie geassocieerd met een IgM MGUS zich als een distale, verworven, demyeliniserende, symmetrische neuropathie met M-proteïne (DADS-M) die meestal bij mannen tussen 60 en 90 jaar voorkomt. Sensorische neuropathie inclusief ataxie staat hierbij op de voorgrond. Bij 50% worden anti-MAG antistoffen gevonden. Indien er sprake is van niet-IgM (dus IgG of IgA-MGUS) is het M-proteïne waarschijnlijk niet gerelateerd aan de polyneuropathie.
In ongeveer 40-50% van de polyneuropathie geassocieerd met een IgM-MGUS, bindt het M-proteïne aan myeline geassocieerd glycoproteïne (MAG). Minder vaak betreft het antistoffen tegen ganglioside (complexen) of anti-asialo GM1. Alhoewel vaak een causale relatie tussen M-proteïne en polyneuropathie bestaat, zijn anti-MAG antistof-fen niet specifiek.
Ga terug naar de homepage PN geassocieerd met MGUS of lees meer hierover:
- Diagnostiek
- Differentiaal diagnose
- Behandeling
- Richtlijnen en literatuur
- Beheer en wijzigingenhistorie
Ga terug naar de homepage MGUS.
Ga terug naar de algemene homepage Behandelprotocollen.