Tussentijdse evaluatie van behandeling

In principe wordt er tijdens de eerstelijnsbehandeling en ook tijdens latere lijnen van behandeling tussentijds een CT-scan van hals, thorax en abdomen (met contrast) verricht.

Bij een eerstelijnsbehandeling van DLBCL met 6 kuren R-CHOP plus 2 kuren rituximab kan overwogen worden om de tussentijdse CT-scan te vervangen door een FDG-PET- met low dose CT-scan na 2 kuren, zodat bij een negatieve FDG-PET-scan de laatste 2 kuren rituximab niet gegeven hoeven te worden.

Bij een eerstelijnsbehandeling van een laag risico Burkitt lymfoom met DA-EPOCH-R wordt er na 2 kuren een interim FDG-PET- met low dose CT-scan gemaakt. Bij een negatieve FDG-PET-scan volgt er nog 1 kuur DA-EPOCH-R (totaal 3 kuren). Bij een positieve FDG-PET-scan worden in totaal 6 kuren DA-EPOCH-R gegeven. 

FDG-PET- en CT-scan dienen volgens respectievelijk de Deauville- en Lugano criteria beoordeeld te worden. Zie Respons criteria.  

Eindevaluatie van behandeling

In principe dient er zowel na de eerstelijnsbehandeling als na latere lijnen van behandeling (ca. 4-6 weken na einde chemotherapie) een CT-scan van hals, thorax en abdomen (met contrast) verricht te worden. Bij een aantal indicaties (zie Diagnostiek) dient de CT-scan gecombineerd te worden met een FDG-PET-scan. In dat geval mag de CT-scan een low dose CT-scan zijn. 

De FDG-PET- en CT-scan dienen volgens respectievelijk de Deauville- en Lugano criteria beoordeeld te worden. Zie Respons criteria.

Indien het resultaat van de scan aanleiding geeft tot tweedelijns salvage chemo­therapie dan wordt histologische bevestiging van de persisterende/progressieve ziekte geadviseerd.

 

Ga terug naar de NHL homepage of lees meer over NHL:

Ga terug naar de algemene homepage Behandelprotocollen