Indien fit voor allogene SCT

Allogene SCT:

  • Indien <10% blasten in het beenmerg: upfront
  • Indien ≥10% blasten in het beenmerg of bij hyper­leukocytose en/of spleno­me­galie: voorbehandeling met hydroxycarbamide, startdosering 1 dd 500-1000 mg

Indien niet fit voor allogene SCT

Bij leukocytose en/of splenomegalie:

  • Cytoreductie met hydroxycarbamide, startdosering 1 dd 500-1000 mg
  • Indien bijkomende anemie: peginterferon α-2a (Pegasys®), startdosering:45-90 µg/week sc (maximale dosis 135 µg/week)
  • Azacitidine of decitabine
  • Indien CSF3R mutatie: ruxolitinib (niet geregistreerd)

Bij symptomatische anemie:

  • Transfusies en indien nodig ijzerchelatie
  • Bij EPO spiegel <500 mU/ml en/of transfusiebehoefte <2 eenheden per maand: erytropoëtine
  • Bij onvoldoende respons op erytropoëtine en SF3B1 mutatie: luspatercept
  • Peginterferon α-2a (Pegasys®), startdosering: 45-90 µg/week subcutaan (maximale dosis 135 µg/week)

 

Ga terug naar de overige MDS/MPN overlapsyndromen homepage of lees meer over:

Ga terug naar de algemene homepage Behandelprotocollen.