De novo ITP of een exacerbatie van ITP komt voor bij ongeveer 1-10 per 10.000 zwangerschappen.
Differentiaal diagnose tijdens zwangerschap
- Zwangerschapstrombocytopenie (trombocyten meestal >70*109/l)
- Pre-eclampsie
- HELLP-syndroom (controleer bloeddruk, hemolyseparameters, ATIII, leverenzymen en eiwit in urine)
- Trombocytopenie bij een asymptomatische zwangere vrouw met trombocyten >100*109/l is waarschijnlijk geen ITP en behoeft meestal geen nadere actie
Behandeling
Bij trombocyten <20*109/l of bij trombocyten <30*109/l met bloedingsneiging: corticosteroïden en IVIG, na opladen, wekelijks 1 g/kg. Zonder bloedingsneiging alleen corticosteroïden.
Veel van de overige therapieën zijn potentieel teratogeen. In geval van non-respons met trombocyten <20*109/l en bloedingen moet (in het tweede trimester) een splenectomie worden verricht. Azathioprine kan als steroïdspaarder gestart worden. Van anti-D immuunglobuline, ciclosporine, rituximab en romiplostim zijn case reports met goede klinische uitkomsten beschreven.
Voor de partus dient gestreefd te worden naar trombocyten >50*109/l. Wanneer de tromboycten te laag zijn voor de bevalling kan IVIG gegeven worden. Bij voorkeur dient geen epidurale analgesie gegeven te worden, alhoewel een recente studie geen verhoogd bloedingsrisico toonde bij een trombocytenaantal >75*109/l (zie ook CBO consensus). Kunstverlossing dient zoveel als mogelijk vermeden te worden (zie ook NVOG standaard). Er is circa 1% kans op een ernstige perinatale bloeding. De bevalling dient klinisch plaats te vinden met controle van de neonaat. De kans op een neonatale trombocytopenie <50*109/l is ca. 12%, ongeacht het trombocytenaantal van de moeder. Neonatale trombocytopenie kan zich tot 1 week post-partum ontwikkelen, met een nadir op dag 4.
Ga terug naar de ITP homepage of lees meer over ITP:
- Inleiding
- Diagnostiek
- Differentiaal diagnose
- Behandeling
- Respons criteria
- Richtlijnen en literatuur
- Beheer en wijzigingenhistorie
Ga terug naar de algemene homepage Behandelprotocollen.