Informatie voor zorgverleners Behandelprotocollen Infectieprotocol Empirische antibacteriële behandeling

Algemeen

Omdat de meeste patiënten met een door chemotherapie geïnduceerde neutropenie (granulocyten <0,5*109/l), ondanks antimicrobiële profylaxe, koorts ontwikkelen en een infectie meestal de verklaring hiervoor is, is het noodzakelijk om empirisch antimicro­biële therapie met breed-spectrum antibiotica zo spoedig mogelijk in te stellen, d.w.z. binnen 1 uur.

Koorts (gedefinieerd als zijnde een axillair gemeten eenmalige temperatuur ≥38,5°C) tijdens neutropenie kan als volgt geclassificeerd worden:

  • Een microbieel gedefinieerde infectie (MDI)
  • Een klinisch gedefinieerde infectie (CDI)
  • Koorts van niet-infectieuze origine, waaronder bijwerkingen van geneesmiddelen, bloedtransfusies en dergelijke
  • Onverklaarde koorts (UF) als er geen oorzaak gevonden wordt

Diagnostiek

  • Bloedkweken (perifeer en CVC; bij CVC alleen aerobe fles)
  • X-thorax (op indicatie)
  • Overige kweken (op indicatie)

Medicatie

Ceftazidim 2 g 3 dd i.v.

Bij bekende allergie voor ceftazidim, intolerantie voor ceftazidim of recent (<1 week) gekoloniseerd met ceftazidim resistente Gram-negatieve staaf (zoals Escherichia coli, Klebsiella spp, Pseudomonas aeruginosa) en geen succesvolle eradicatie door gebruik van antimicrobiële profylaxe, vervangen door:

Meropenem 1 g 3 dd i.v.

Overleg met medisch microbioloog ten aanzien van eventueel inzetten van ceftazidime / avibactam bij carbapenemase resistente micro-organismen.

Klik HIER voor het flowschema resistente gram negatieve bacterien.

Dreigende septische shock of ARDS

Definitie

Hypotensie blijkende uit RR systolisch <90 mm Hg of RR diastolisch <50 mm Hg én tekenen van hypoperfusie of respiratoire verschijnselen.

Tekenen van hypoperfusie:

  • Oligurie/anurie
  • Mentale veranderingen
  • Verhoogd lactaat

Respiratoire verschijnselen:

  • Klinisch of radiologisch tekenen van longoedeem.
  • Ademhalingsfrequentie >20 keer/min met in ABG een PaO2 <10 kPa

Medicatie

Prednisolon (DAF) 100 mg 2 dd i.v. gedurende 3 dagen.

Snel afbouwen op geleide kliniek 50 mg 2 dd, 25 mg 2dd, 25 mg 1dd in 3 dagen.

Modificatie van empirische therapie bij >3 dagen koorts

Criteria voor modificatie

Initiële infectie:

  • Klinische achteruitgang
  • Progressie
  • Ceftazidim resistente Gram-negatieve staaf
  • Persisterende bacteriemie

Nieuwe infectie:        

  • Nieuwe MDI
  • Nieuwe CDI
  • Nieuwe klinische symptomen
  • Nieuwe koorts

Niet bacteriële infectie:        

  • Gistinfectie – candida
  • Schimmelinfectie – filamenteus
  • Schimmelinfectie – Pneumocystis
  • Virale infectie

Beleid

Bij persisterende koorts met klinische verslechtering onder ceftazidim:

  • Doorbraak ESBL/BRMO onder ceftazidim is zeer zeldzaam (eigen data)
  • Frequent:
    • Enterococcen (zeker bij mucositis/NEC)
    • Gram-positieve staven (o.a. Rothia)
    • (Coagulase negatieve stafylococcen)

Medicatie

  • Toevoegen teicoplanine in afwachting van bloedkweken. Als negatief na 2-3 dagen teicoplanine staken
  • Switch naar meropenem alleen bij septische shock

Staken empirische behandeling

De therapie kan gestaakt worden indien alle kweken negatief zijn en de patiënt 3 dagen koorts- en symptoomvrij is. Bij CDI of MDI en koorts- en symptoomvrij stoppen na 7 dagen.

Herstart antibacteriële profylaxe indien patiënt nog tenminste 7 dagen neutropeen (granulocyten <0,5*109/l) is.

Koorts na cellulaire therapie

Patiënten ontvangen bij ontslag een recept voor antibiotica voor thuis, waarmee direct gestart dient te worden bij temperatuur >38,5 °C.

Medicatie

  • Amoxicilline 3 dd 750 mg p.o.
  • Bij allergie voor amoxicilline:
    • Bij autologe SCT en CAR-T-celtherapie: claritromycine 2 dd 500 mg p.o.
    • Bij allogene SCT: levofloxacine 1 dd 500 mg p.o. (gezien interacties bij claritromycine)

 

Ga terug naar de Infectieprotocol homepage of lees meer over het infectieprotocol:

Ga terug naar de homepage Behandelprotocollen.