Heparine-geïnduceerde trombocytopenie (HIT) is een potentieel levens­bedreigende protrombotische immuunaandoening die ontstaat door het gebruik van ongefractio­neerde heparine of heparinederivaten (zoals LMWH’s), waarbij bloedingen minder op de voorgrond staan.

Voor patiënten die zijn opgenomen en heparine gebruiken, ligt de incidentie van HIT tussen 0,5-0,8%. Er is hierbinnen echter een grote spreiding door medicatie- en patiëntkarakteristieken.

De kans op HIT is gecorreleerd aan de lengte van de heparineketens. Gebruik van ongefractioneerde heparine leidt tot een tienmaal hogere kans op HIT dan LMWH’s in profylactische dosering (3% versus 0,3%). Bij therapeutische doseringen neemt dit incidentieverschil af (1,5% versus 1,2%). De laagste incidentie wordt gemeld bij gebruik van fondaparinux (<0,3%). Intraveneuze toediening van heparine verhoogt de kans op HIT ten opzichte van subcutane toediening.

Patiëntkarakteristieken die gepaard gaan met een verhoogde kans op HIT zijn het vrouwelijke geslacht, het ondergaan van een operatie (met name cardiale chirurgie) en patiënten met trauma (ten opzichte van gynaecologische, pediatrische en algemeen interne patiënten). 

 

Ga terug naar de HIT homepage of lees meer over HIT:

Ga terug naar de algemene homepage Behandelprotocollen.