Algemeen

Technieken voor MRD bepaling

  • Multiparameter flowcytometrie (IFT):
    • Leukemia-associated immunophenotype (LAIP)
    • Different-from-normal (DfN)
  • Moleculaire genetica:
    • Real-time kwantitatieve PCR (qPCR)
    • Next-generation sequencing (NGS) 

Kanttekening over sensitiviteit / specificiteit

Bij de voorspelling van recidiefkansen blijkt de sensi­tiviteit en speci­ficiteit van MRD bepalingen nog (te) beperkt. Dat wil zeggen: niet alle patiënten die MRD positief zijn ontwikkelen een recidief van hun ziekte en patiënten die MRD negatief zijn kunnen toch een recidief ontwikkelen.

MRD bij ALL middels flowcytometrie

Plaatsbepaling

  • Bij standaard en hoog risico Philadelphia chromosoom-negatieve B-ALL: na prefase-inductie en consolidatie (3 kuren) is het belang prognostisch maar ook relevant voor de behandeling:
    • Als MRD na consolidatie (3 kuren) positief, dat wil zeggen ≥10-4 (≥0,01%), dan hoog risico en indicatie voor een allogene SCT
    • Als MRD na prefase-inductie en consolidatie (3 kuren) positief met hoog signaal, dat wil zeggen ≥10-3 (≥0,1%), overweeg blinatumomab ter verkrijging van een diepe remissie pre allogene SCT
  • Bij T-ALL: als MRD na prefase-inductie en consolidatie (3 kuren) positief, dat wil zeggen ≥10-4 (≥0,01%), dan hoog risico en indicatie voor een allogene SCT

Detectiegrens

  • Bij indicatie allogene SCT positief als ≥10-4 (≥0,01%) in beenmerg
  • Bij indicatie blinatumomab positief als ≥10-3 (≥0,1%) in beenmerg (BLAST trial) 

Monitoring na afronding therapie

  • Post allogene SCT kan MRD monitoring het beleid beïnvloeden. Bij­voor­beeld snelheid afbouw immuun­suppressiva of toedienen DLI

MRD bij ALL middels kwantitatieve PCR - BCR-ABL

Plaatsbepaling

  • Alleen bij Philadelphia chromosoom-positieve B-ALL (Ph+, BCR-ABL)
  • MRD bepaling na inductie- en consolidatie­behandeling is comple­mentair aan MRD bepaald middels flow­cyto­metrie. MRD is positief indien één van beiden positief is
  • Als MRD positief na consolidatie (3 kuren), dat wil zeggen PCR BCR-ABL ≥10-3 (≥0,1%), overweeg blinatumomab, ter verkrijging van een diepere remissie pre allogene SCT
  • Bij een MRD negatieve CR na consolidatie (3 kuren), dat wil zeggen PCR BCR-ABL <10-3 (<0,1%), bestaat bij geselecteerde patiënten de optie voor een autologe SCT gevolgd door onderhoud TKI gedurende 2 jaar (eventueel alternerend met MTX/6-MP)
  • Rol bij monitoring post-allogene SCT

Detectiegrens

  • Positief als ≥10-3 (≥0,1%) in beenmerg

Monitoring na afronding therapie

  • Post-allogene SCT kan bij een MRD positieve status onderhouds­behandeling met een TKI overwogen worden. Dit moet afgewogen worden ten opzichte van interventies die de GvL effecten bevorderen, zoals afbouw immuun­supressiva en/of DLI. Zie ook protocol Tyrosine kinase remmers bij Ph+ ALL post-allogene SCT

 

Ga terug naar de ALL/MPAL homepage of lees meer over ALL/MPAL:

Ga terug naar de algemene homepage Behandelprotocollen